Foto: Fotograaf W.F. Pastoor uit Loppersum heeft de borg Fraam in vogelvlucht getekend, jaartal onbekend.
COENDERS VAN HELPEN (Barend), heer tot Fraem, Huisinghe, Moercappel, Faan, Sartingehuizen, Menkeweer, enz., geboren te Groningen in Juni 1601, ridder in de Orde van St. Michiel (vóór 1624), president der Ommelanden, Gecommitteerde voor Groningen in de Generaliteitsrekenkamer, herhaaldelijk afgevaardigde der Staten-Generaal, zeer Frans gezind en herhaaldelijk naar Frankrijk gereisd, vooral tijdens Frederik Hendrik, invloedrijk staatsman, gevolmachtigd gezant der Staten aan het hof van Denemarken (1639) en in Zweden (1677), in welke functie hij in 1678 te Kopenhagen overlijdt. Zijn vader is Abel Coenders van Helpen, in 1603 burgemeester der stad Groningen; zijn moeder Titia van Vervou.
Coenders is een Gronings landedelman van het onvervalste type; een lokaal despoot van de ergste soort, die onophoudelijk in botsing komt met zijn omgeving en ook telkens overhoop ligt met 's lands autoriteiten. In 1644 beproeft hij zelfs een formele staatsgreep tegen de stad Groningen, die evenwel mislukt. De op het Rijks- en Gemeentearchief te Groningen nog aanwezige stukken en bescheiden geven een levendige indruk van de volslagen willekeur waarmee hij binnen de grenzen van zijn gebied de gewoonte heeft op te treden.
Alchemist
Hij is een veelzijdig, ontwikkeld man, sinds 1657 een overtuigd alchemist. De alchemie beoefent hij ook praktisch: in 1920 worden bij het afgraven van de ondergrond van huize 'De Fraam' te Middelstum nog tal van koperglans- en andere ertsbrokken gevonden, en daarbij nog resten houtskool, enz., welke naar alle waarschijnlijkheid uit zijn laboratorium aldaar afkomstig zijn.
Afbeelding links: W.F. Pastoor, foto van een tekening van J. Vinhuizen, de borg Faam rond 1700.
Barend Coenders is de anonieme schrijver van het in 1689 bij Carel Pieman te Groningen uitgekomen, fraai geïllustreerde werk over alchemie: L' Escalier des Sages ou la Philosophie des Anciens, avec des belles Figures, par un Amateur de la Vérité (Gron. 1689, fol.). Tegelijkertijd verschijnt in Parijs een verkorte, en in beter Frans geschreven tekst van het boek onder de titel: Introduction à la Philosophie des Anciens, par Un Amateur de la Vérité (Paris, chez la Veuve de Claude Thiboust et Pierre Exlassan, 1689, 12o). Het boekje is, wat orthograpie en stijl betreft, [p. 318] verbeterd door de abt van Saint-Ussan, M. Pompée Colonne; het privilège du Roy dateert al van 18 september 1687. Van de Groningse folio-uitgave verschijnt in 1693 een herdruk in Keulen, bij Claude le Jeune. Deze is vrijwel gelijk aan de eerste uitgave, maar wat minder fraai uitgevoerd. De titel luidt:
'Thrésor de la Philosophie des Anciens. Où l'on conduit le Lecteur par degrez à la connaissance de tous les Metaux el Minéraux Et de la maniére de les travailler et s' en servir pour arriver enfin à la perfection du Grand Oeuvre. En forme de Dialogues et Enrichis de três belles tailles douces, Mis en lumière par Barend Coenders van Helpen, Gentil-Homme'.
Van deze uitgave bezit de Kon. Bibl. in Den Haag een exemplaar.
Het boek is omstreeks 1677 geschreven. Dit kan worden vastgesteld uit enkele, er in vermelde gebeurtenissen. Het moet zeker vóór 1685 voltooid zijn geweest. De schrijver laat in de dialogen blijkbaar zijn beide zonen, Willem en Frederik Coenders van Helpen, als sprekers optreden. Het hele werk is een typisch religieus, alchemistisch product van die tijd, zonder enige verheffing boven het gemiddelde type van de mystieke lectuur van die dagen. De schrijver laat een ruime belezenheid zien op dit en aanverwant gebied, en ook van kennis van de alchemistische praktijk, die hij al sinds 1657 schijnt te beoefenen. Hier en daar toont hij ook enige kritische zin en een goed, nuchter verstand. Als geheel is dit postume geschrift een zwak werk van de oude dag, dat tenslotte in kanseltaal en vrome ontboezemingen eindigt.
Bij zijn vrouw Anna Coenders (geb. 1624) heeft hij drie zoons: Abel, Willem en Frederik en een dochter Elisabeth, die in 1655 ongehuwd is gestorven.
Wilhelmus Coenders van Helpen
Wilhelmus (Wilhelm) Coenders van Helpen (14 april 1572 - Leerort, 11 augustus 1639) is militair, landdrost van Leerort(Dld) en borgheer van de borg Fraam nabij Huizinge. Coenders, zoon van Derck Coenders van Helpen en diens derde echtgenote Anna Tamminga, leidt een actief bestaan als militair. Hij behoort tot het Staatse leger en is betrokken geweest bij de veroveringen van Lingen, Groningen, Rheinberg, Sluis, Steen, IJzendijke, Aardenburg, Gulik, Oostburg en de Schenkenschanz. Hij raakt meerdere malen bij de gevechtshandelingen gewond, onder andere bij Aardenburg, Eeklo en Oostende.
In 1618 wordt hij benoemd tot drost en bevelhebber van de vesting Leeroort. In datzelfde jaar volgt hij zijn overleden halfbroer Frederik Coenders van Helpen, burgemeester van Groningen, op als borgheer van Fraam. Hij overlijdt in augustus 1639 in zijn woonplaats Leerort. Zijn lijk wordt naar Huizinge gebracht waar hij wordt begraven in de Johannes de Doperkerk. Een grafzerk in het koor herinnert aan hem en aan zijn krijgsverrichtingen.
De zerk is in opdracht van zijn schoonzoon Berend Coenders van Helpen gemaakt en op zijn graf aangebracht. De zerk is zo groot, dat er een sleuf in de muur van het koor gehakt moet worden om de zerk op haar plaats te krijgen. Hij wordt ook vermeld op een luidklok uit 1629, die vanaf 1907 niet meer in de kerk aanwezig is.
De tekst op de klok luidt als volgt:
WILHELM CONDERS VAN HELPEN, HEER TOT FRAEM, TOT HUISINGA MET ANNEXE CARSPELEN HEUVELINCK, GOUVERNEUR OP LIEROORT ENDE UNICUS COLATOR TOT HUISINGA, ME FIERI FECIT ANNO DOMINI 1629. MIT GODDES HULPE HADT MICH MEISTER NICOLAS SICMANS G.GOTEN IN GRONIGEN IM JAARE CHRISTI 1629. ISDT GODT MIDT UNS, WER KAN WIDER UNS
Hij trouwt op 2 november 1606 in Groningen met Elisabeth Rolteman en krijgt twee kinderen:
1. Anna, (overl. 1676), erfdochter van de borg Fraam, huwt haar verre achterneef Berend Coenders van Helpen.
2. Derk (1611-1613)
Aan het eind van het artikel over de Sint Janskerk van Huizinge kun je meer lezen over Willem Coenders en de grafzerk aldaar.
Bronnen:
F.M. Jaeger, Historische Studiën (Groningen 1919) p. 150.
H.O. Feith, Nobilicium Groninganum, 's Gravenhage 1886.
Formsma, De Ommelander Borgen en Steenhuizen, 1973.